Geschreven door: Laura van der Burgt
Toen senior software architect Maurice Beelen in 1997 tekende bij Sioux Technologies, kende hij in no time al zijn collega’s – die toen bovendien nog allemaal Nederlandstalig waren. Toen de Turkse software designer Alara Yilmaz zich in 2024 bij het team van Maurice voegde, kreeg ze een Belg, Hongaar, Oostenrijker, Pakistani, twee Duitsers én drie Nederlanders als collega. Al die verschillende nationaliteiten en generaties maken hun team sterker, vinden ze. ‘Iedereen kan het beste van zichzelf laten zien.’
We moeten altijd met zijn allen in één autobus passen; dat was volgens Maurice Beelen lange tijd het criterium dat oprichter Hans Duisters van Sioux Technologies hanteerde voor de gewenste grootte van zijn bedrijf. ‘Dat is dus een airbus geworden’, grinnikt hij. Maurice maakte kennis met Sioux via zijn vorige werkgever Océ, waar hij samen met Peter van Knippenberg (ook een Sioux’er van het eerste uur) aan een project werkte. ‘Peter vertelde regelmatig over de gezellige familiesfeer bij Sioux. Uiteindelijk vroeg ik: ‘Kan ik niet eens komen praten?’. De rest is geschiedenis.’
Verplicht naar de nonnen
De eerste tien jaar van zijn carrière waren alle collega’s van Maurice Nederlands. ‘In 2006 kreeg ik mijn allereerste buitenlandse collega, uit Belarus. Destijds moesten alle expats verplicht onze taal leren, meestal gingen ze daarvoor naar ‘de nonnen in Vught’. Als we op Engels zouden overstappen, zouden ze minder goed integreren bij klanten, was toen onze overtuiging.’ Dat de taal helpt bij het integreren, klopt wel, vindt zijn Turkse collega Alara Yilmaz, die door een headhunter naar Sioux werd gehaald. Maar in het Nederland van nu is Engels volgens haar een volwaardige, tweede taal. ‘Ik oefen veel met Duolingo, zodat ik een beetje Nederlands kan spreken als ik bijvoorbeeld naar de markt of een restaurant ga. Maar nódig is het niet. Toen ik hier net woonde, vertelde mijn buurvrouw, die al behoorlijk op leeftijd is, in keurig Engels waar ik mijn oud papier kon laten. Zelfs kinderen spreken hier goed Engels, dat valt mij echt op.’
Puur taaltechnisch begrijpen de zeven nationaliteiten in het team van Alara en Maurice elkaar dus prima, maar er zijn wel degelijk culturele verschillen in de manier van communiceren. Als je daar open over kunt praten, is dat juist verrijkend, vinden ze. ‘Toen ik voor het eerst een code reviewde, stelde ik heel vriendelijk voor om het op een andere manier te doen. In Turkije is het erg belangrijk om beleefd te zijn’, verklaart Alara. ‘Na een tijdje zei een collega tegen me: ‘Het is niet nodig om zo aardig te blijven. Je mag gewoon zeggen wat er fout is en hoe het gefixt moet worden’. Sindsdien ben ik directer.’
Spontaan of gepland
Toch wordt die Hollandse doortastendheid niet in elke situatie door het team overgenomen. ‘Als we in Oostenrijk zijn voor ons project, huren we altijd een of meer appartementen met zijn allen’, vertelt Maurice. ‘Ik wil mijn vrije tijd daar goed besteden, dus in het begin kwam ik meteen met allerlei plannen. Maar mijn collega’s reageerden daar nauwelijks op. Toen ik vroeg waarom, bleek dat het niet lag aan míj of mijn ideeën, maar aan het feit dat ze hun agenda niet zo dicht wilden timmeren. Al dat geplan is typisch Nederlands, mijn collega’s houden liever wat vrijheid.’ Alara bevestigt dat. ‘Zo moest ik ook leren dat je in Nederland niet zomaar spontaan bij vrienden op de koffie gaat. Daar moet je een afspraak voor maken.’
Stamp met halal rookworst
Een leuke manier waarop de teamleden elkaars cultuur beter leren kennen, is door voor elkaar te koken. ‘Als we in Oostenrijk zijn, maken we regelmatig traditionele gerechten’, vertelt Alara. ‘Zo is Maurice gek op mijn Karniyarik, een Turks gerecht met gehakt, aubergine en tomatensaus. Overigens heb ik wel moeten leren dat ‘genoeg’ voor Nederlanders ook echt ‘genoeg’ betekent; in mijn cultuur blijven we aandringen voor nog een bord. Dat hoeft je bij Nederlanders dus niet te doen.’ Op zijn beurt kookte Maurice samen met collega Dirk Coppelmans een Hollandse stamppot voor het team. ‘We serveerden wel alle ingrediënten apart, zodat iedereen zelf kon bepalen wat hij nam – niet iedereen eet bijvoorbeeld gebakken spekjes. Na enig speurwerk hadden we zelfs hahal rookworst gevonden.’
Ook de verschillen in leeftijd worden binnen het team van Maurice en Alara als verrijkend gezien. ‘Wat ik mooi vind aan mijn meer ‘senior’ collega’s – mag ik het zo zeggen, Maurice? – is dat ze blijven openstaan voor vernieuwing. Als je al bijna dertig jaar in deze business werkt, heb je ontzettend veel veranderingen zien komen en gaan. Die ervaring is heel waardevol. Jonge mensen zijn vanuit hun ambitie vaak geneigd snel beslissingen te nemen; de seniors overwegen eerst alle opties en consequenties. Dat verbetert de besluitvorming en het uiteindelijke resultaat.’
Fris en flexibel
Maurice is het met zijn jongere collega eens. ‘Een van de sterke kanten van Sioux is dat je hier niet kunt vastroesten, want je verandert elke paar jaar van project. Dat houdt je fris en flexibel. Maar door mijn senioriteit – dat heb jij heel mooi geformuleerd, Alara – sta ik wel meer ontspannen in mijn werk dan vroeger. Die rust heeft zeker waarde. Ik vind dat wij er goed in slagen om de diversiteit binnen ons team te benutten. Onze antennes naar elkaar staan altijd open, daardoor kan iedereen het beste van zichzelf laten zien.